Isaiah 59

60) Dan zult gij

Dat is, dan zult gij zijne goedertierenheid en zegen genieten.

61) Ik zal u doen

Dat is, Ik zal u hoog verheffen en eren, gelijk Deut. 32:13. Zie de aantekening aldaar. Anderen nemen het aldus: Gij zult alles wat u zou mogen in den weg liggen en u aan uw welstand schadelijk zijn, overwinnen.

De 32.13

62) Ik zal u spijzigen

Of, Ik zal u te eten geven de erfenis van uw vader Jakob; dat is, gij zult wonen in het land, dat Ik uwen vader Jakob gegeven heb, waar gij spijs en drank in overvloed hebben zult.

1) verbergen

Dat is, maken dat Hij het aangezicht verbergt.

2) niet hoort.

Te weten uwe gebeden, dat is dat Hij u niet helpt.

3) uw handen

Hebreeuws, uwe palmen. Zie Jes. 1:15.

Isa 1.15

4) valsheid,

Of, leugen.

5) dicht onrecht.

Of, spreekt uit.

6) roept,

Alzo namelijk dat hij degenen, die tegen de gerechtigheid handelen, afmaant; of, de onschuldigen verdedigt; of, die een rechtvaardige zaak en de waarheid naar zijn uiterste vermogen handhaaft.

7) van moeite

Welke zij gaarne tegen hunne naasten zouden aan den dag brengen.

8) ongerechtigheid.

Of, ijdelheid, en alzo Jes. 59:6,7.

Isa 59.6,7
9) Zij broeden

Hebreeuws, zij splijten basiliskuseieren uit; dat is, zij hebben vergiftige en zeer schadelijke aanslagen voor. Gelijk de basiliskus niet kan uitbroeien dan wat vergiftig is, alzo komt er van den goddeloze niets dan dat schadelijk is.

10) zij weven

Dat is, zij maken aanslagen om anderen te vangen en te verslinden, gelijk een spin met haar weg de vliegen en muggen vangt, en die daarna doodt en opeet. Zie Job 8:14.

Job 8.14

11) die van hun eieren eet,

Dat is, die zich hunner aanslagen deelachtig maakt; of, die zich gemeenzaam met hen maakt.

12) als het in stukken

Te weten als het ei in stukken gedrukt wordt; anders: wordt er iemand mede besprengd, of zo het iemand verspreidt; dat is, zo het iemand niet wil eten, maar werpt het daarheen, dat het over de aarde gespreid wordt, zo barst er een adder uit; dat is, zo iemand der boze mensen aanslagen ontdekt en verhindert, zo vergrimmen zij zich tegen hem en zoeken hem te beschadigen.

13) deugen niet

Hebreeuws, zullen niet tot klederen worden; dat is, hunne aanslagen zullen hun geen voordeel aanbrengen.

14) niet kunnen dekken

Dat is, niet kunnen beschermen in tijd van nood.

15) des wrevels

Of, des gewelds.

16) Hun voeten

Dat is, zij zijn zo geneigd tot de boosheid, dat als zij ergens weten kwaad te doen, zij gaan er niet naar toe, maar zij lopen er naar toe. Deze woorden spreekt de apostel Rom. 3:15, om te bewijzen dat de Joden zowel zondaars zijnn en van nature bedorven, als de heidenen.

Ro 3.15

17) verstoring

Dat is, zij trachten nergens anders naar dan om hunnen naaste schade en schande aan te brengen.

18) daar is geen recht

Dat is, daar is geen waarheid noch billijkheid bij hen te vinden. Zie Job 34:4.

Job 34.4

19) hun paden

Dat is, zij maken zichzelven kromme paden.

20) al wie daarop gaat,

Dat is, wie met hen omgaat of hun bozen handel navolgt.

21) Daarom

Dat is, daarom doet God ons geen recht noch wraak over onze vijanden; maar Hij laat denzelven nog dagelijks toe ons te drukken en te benauwen; zodat recht hier zoveel betekent als hulp of verlossing, gelijk Jes. 59:11,14.

Isa 59.11,14

22) het licht,

Zie de aantekening Jes. 58:8.

Isa 58.8

23) duisternis,

Dat is, droefenis en tegenspoed.

24) Wij tasten

Zie Job 5:14, en Job 12:25, en vergelijk Deut. 28:29.

Job 5.14 12.25 De 28.29

25) woeste plaatsen

Anders: vettigheden, of vette plaatsen; waarvan de zin zou zijn: Wij zijn wel in voorspoed en in overvloed van alle dingen, in een goed vet land; evenwel zijn wij als doden, midden in den zegen; wij kunnen van den rijken zegen Gods niet genieten, vanwege de bangheid, die wij hebben voor onze vijanden.

26) kirren

Of, piepen; gelijk Jes. 38:14. Hebreeuws, kirrende kirren wij.

Isa 38.14

27) naar recht,

Zie boven Jes. 59:9.

Isa 59.9
28) onze zonden

Hebreeuws, onze zonden getuigt; dat is ieder onzer zonden.

29) bij ons,

Dat is, binnen in ons, in onze conscienti‰n, wij kunnen ze niet loochenen, zij vergezelschappen en volgen ons overal.

30) Het overtreden

Zie boven Jes. 57:11.

Isa 57.11

31) het spreken

Hoe men zijnen naaste zal onderdrukken, en hoe men van God zal afwijken.

32) het ontvangen

Het ontvangen; te weten in onze harten als in ene baarmoeder.

33) het dichten

Gelijk boven Jes. 59:3.

Isa 59.3
34) is het recht

Zie boven Jes. 59:9. Doch anderen aldus: En het recht is achterwaarts gedreven; in dezen zin, als zijnde een bekentenis en verder verhaal van hun bedroefden stand, alsof zij zeiden: Het is bij ons al verdorven werk, recht, noch gerechtigheid, noch waarheid zijn bij ons te vinden.

Isa 59.9

35) de waarheid

Dat is, de waarheid wordt onderdrukt, niemand bekommert zich om haar of verdedigt haar.

36) wat recht is,

Of, de billijkheid, of oprechtheid.

37) de waarheid

Dat is, zij is niet meer voorhanden.

38) stelt zich

Anders: maakt dat hij voor onwijs gehouden wordt.

39) dat er niemand was,

Te weten die ons hielp, of God den Heere voor het volk bad, of [gelijk het velen verstaan] dat er niemand, maar een bloot mens zijnde, een middelaar zijn kon tussen God en den mens.

40) bracht Hem Zijn arm

De zin is: Christus heeft door zijn goddelijke kracht zijner kerk het heil teweeggebracht. Zie Jes. 63:5.

Isa 63.5
41) Hij trok

Te weten de Heere. Het is menselijkerwijze van God gesproken, alsof hij zeide: Hetgeen den Heere bewogen heeft zijn volk te verlossen is vooreerst zijne gerechtigheid of waarheid, en het heil dat Hij zijn volk beloofd had; daarna zijn toorn en wraak over zijne vijanden.

42) Hij deed den ijver

Hebreeuws, hij bewond zich.

43) naar de werken,

Of, naar de daden, of verdiensten.

44) den eilanden

Dat is, dengenen die in de eilanden wonen, dat is de vreemde en vergelegen nati‰n, te weten die van het volk Gods vervolgen. Zie Jes. 41:1.

Isa 41.1
45) Dan zullen zij

Te weten als zij deze verlossing van het volk Gods zullen zien.

46) als de vijand

De zin is: De vijanden der kerk zullen wel op de been brengen al het geweld dat zij enigszins kunnen, om Gods volk te verwoesten, als een overlopende rivier tegen de kinderen Gods aanvallende; maar zij zullen terug, ja terneder geslagen worden door de macht van onzen Zaligmaker. Zie Ps. 124:4; Openb. 12:15.

Ps 124.4 Re 12.15

47) zal de Geest

Dat is, zal met opgerichte banieren tegen hem aankomen. Of, zal hem verjagen.

48) een Verlosser

Te weten Jezus Christus.

49) tot Sion komen,

Of, voor Zion, dat is voor de uitverkoren Joden, voor de ware Isra‰lieten, voor de gelovigen en boetvaardigen. Vergelijk Rom. 11:25, enz.

Ro 11.25

50) in Jakob,

Dat is, onder de nakomelingen Jakobs.

51) op u is,

Te weten op U, o Christus, als Hoofd der kerk, van wien de geestelijke gaven als een kostelijke balsem afvlieten op al de ledematen van uw lichaam. Vergelijk Ps. 133:2.

Ps 133.2

52) uw zaad,

Dat is, uwer uitverkorenen, die uw geestelijke kinderen zijn; vergelijk Rom. 9:6,7,8.

Ro 9.6,7,8
Copyright information for DutKant